Kapitalisme is vies

De studenten van de American University of Afghanistan zijn de crème de la crème van het land. Ze moeten een toelatingsexamen afleggen en een cursusjaar aan de universiteit kost een vermogen. Elk jaar zijn twee beurzen beschikbaar voor studenten voor wie de opleiding financieel onbereikbaar is. Ze krijgen er ze een opleiding die vergelijkbaar is met die aan een willekeurige Amerikaanse universiteit. De sfeer op de campus is ruimdenkend; meisjes en jongens hebben gezamenlijk les en er kan vrijuit gediscussieerd worden over religie, kunst, geschiedenis en politiek, iets wat ondenkbaar is op een Afghaanse universiteit. Ook als mensen van gedachten verschillen, moeten ze naar elkaar luisteren. Ik geef les in de Business Course. De studenten vragen me naar het homohuwelijk en het Nederlandse beleid om softdrugs te legaliseren. Ze leggen me uit dat rente heffen op een lening haram – verboden – is volgens de Islam. Gokken is ook haram, omdat je zo niet eerlijk je geld verdient.

Het Amerikaanse lesboek met voorbeelden van neonverlichte hamburger Drive Ins en shopping malls, prijzenslagen bij supermarktketens, E-commerce, credit card schulden en de Just Do It-mentaliteit, is voor de Afghaanse studenten ver van hun bed. Ze kennen geen stock exchange, geen Enron-schandaal, geen patatgeneratie, geen spoorwegstakingen, en geen macht van de mega-brands. Ze dragen zelf voorbeelden aan. Macdonalds kennen ze uit de tijd dat ze in Pakistan woonden. Zijne Koninklijke Hoogheid, weldoener van de Islamitische wereld, de Agha Khan, en de plaatselijke Berlusconi, media mogol, Ehsan Bayat, en toch ook Microsoft oprichter Bill Gates. Geldontwaarding kennen ze: dankzij de stijgende prijzen van geïmporteerde voedselproducten, kunnen ze met de Afghani steeds minder kopen. In de oude Afghaanse schoolboekjes leerden kinderen tellen met geweren, nu tellen economen het belangrijkste Afghaanse exportproduct, opium, mee in het bruto nationaal product.

Een les over economie waarin de begrippen kapitalisme, socialisme en communisme aan de orde komen, mondt uit in een heftige discussie. Nederlandse studenten accepteren deze begrippen met een schouderophalen. De Afghaanse studenten vinden het kapitalisme maar niets: ‘Kapitalisme is vies!’ zo zegt een student. ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer. Afghanistan volgt onder de invloed van Amerika het kapitalisme. Je kunt de gevolgen overal om ons heen zien!’  De straten zijn vol met bedelaars, kinderen, weduwen, drugsverslaafden en dagloners die geen werk hebben kunnen vinden, terwijl in Kabul marmeren paleizen met gouden kranen uit de grond gestampt worden.

‘Dat is toch niet de schuld van het kapitalisme,’ zeg ik, ‘dat is corruptie. Hoge politici en hun familieleden krijgen lucratieve contracten toegeschoven van de regering. Ze knijpt een oogje toe bij wapen- en opiumhandel.’

‘Al die Amerikanen die hier hun miljoenen komen besteden, zogenaamd om ons te helpen, zijn ook corrupt. Ze steken het geld in eigen zak. Dat is kapitalisme.’

‘Bij mij op de hoek van de straat woont een man in een oude legertank. Hij is invalide, en heeft geen werk. Hoe moet hij meeprofiteren van het kapitalisme?’

‘Mijn neef heeft een restaurant met 5 koks. Die verdienen 300 US$ per maand, en hij verdient duizenden! Dat is toch niet eerlijk.’

‘Stel, dat jij heel hard werkt voor een test, en een collega bereidt zich nauwelijks voor. Ik geef jullie een gemiddeld cijfer voor de test. Vind je dat dan eerlijk?’ werp ik tegen.

De Afghaanse regering moet voor de armen zorgen, zijn de studenten van mening. Banen scheppen. Scholen bouwen. Gezondheidszorg vrijstellen voor de allerarmsten. Zorgen voor een eerlijke verdeling van de welvaart. Ze zijn te jong om het communisme in Afghanistan te hebben meegemaakt, maar de doctrine van hun ouders generatie is blijven hangen. Tijdens het regime van de Taliban had niemand iets. De vrijheid heeft een rijke elite doen ontstaan onder de huidige machthebbers, terwijl gewone Afghanen hun leven niet verbeterd hebben gezien. Deze studenten zijn de kinderen van deze elite – welke de beursstudenten zijn weet ik niet – en gelukkig begaan met het lot van de minder bedeelden.

In de lesstof is een landenindex opgenomen op basis van economische vrijheid. De Verenigde Staten, Australië en Singapore gaan aan kop, terwijl communistische landen, als China, Korea en Cuba, ergens onderaan bungelen. Economische indicatoren geven aan, dat welvaart bijna evenredig afneemt met de economische vrijheid. Of de overheid de redding van Afghanistan moet betekenen, valt te betwijfelen. Als deze jongens en meisjes het straks voor het zeggen hebben, dan mogen zij het bepalen.