Karzai heeft zijn buikje rond gegeten

Op een doordeweekse avond ging ik langs bij een Afghaanse kennis. Er was een aantal zakenvrienden op bezoek. Een fles Black Label whisky stond op tafel. Een van hun vrienden was onlangs doodgeschoten toen een kidnapping verkeerd afliep. Het losgeld was niet snel genoeg op tafel gelegd. Dat gegoede Afghanen elkaar liever niet in een restaurant ontmoetten kwam niet alleen omdat ze het niet prettig vinden om in het openbaar alcohol te drinken: zij vreesden ontvoering. In de westerse media werd veel aandacht besteed aan gekidnapte buitenlanders, iets wat sporadisch voorkwam. Bijna iedere dag viel wel een Afghaanse zakenman ten prooi aan criminele bendes, maar daar las je nooit over. Ik hoorde van rijke Afghanen dat ze daarom overwogen naar Dubai te verhuizen.

Zakenmensen deden weinig liever dan praten over politiek. Het gesprek kwam dan ook op de aanstaande presidentsverkiezingen. President Karzai had net aangekondigd dat de verkiezingen in mei plaats moesten vinden, in overeenstemming met de grondwet. ‘Karzai is door Bush in het zadel geholpen. En wat heeft hij bereikt?’ vroeg Khaled, directeur en mede-eigenaar van een telecommunicatiebedrijf, dat fors had geïnvesteerd in het opzetten van een netwerk van satelliettorens over het hele land.

De week ervoor hadden de oppositieleiders zich in Dubai verzameld. Ze wilden de handen ineenslaan om de president een waardige tegenkandidaat te presenteren. ‘De oppositie is zo verdeeld. Kunnen zij wel met een kandidaat komen?’ vroeg ik.

‘Natuurlijk. Ze beseffen de ernst van de situatie,’ zei een van hen, een gedistingeerde Pashtun in een lichte shalwaar met exquisiet Kandahari-borduurwerk rond de kraag en het voorpand, gecoiffeerd ringbaardje en een wollen pakul.

Een ander zei: ‘De kandidaat die door de Amerikanen wordt gesteund gaat winnen.’ Veel Afghanen waren ervan overtuigd dat de westerse generaals bepaalden wie er president werd.

‘Kan je je voorstellen dat de Amerikanen de stembussen leeghalen, de juiste vakjes blauw maken en de stembussen volproppen met deze gefalsificeerde biljetten?’ vroeg Ali, eigenaar van een commerciële Afghaanse luchtvaartmaatschappij.

Iemand zei contact te hebben gehad met een lokale Talibanleider in de provincie Wardak. Die had gezegd Karzai te steunen, omdat de president er een potje van maakte. De corruptie was nog nooit zo groot. ‘Zo lang deze president in het zadel zit, heeft de Taliban alle kans om zich te versterken.’

De presidentiële verkiezingen werden uitgesteld tot augustus. In de aanloop er naartoe vielen de Taliban het hoofdkantoor van ISAF midden in Kabul aan. De stad was in opperste paraatheid, de militaire politie stond de politie terzijde; een op een zeppelin lijkende ballon uitgerust met surveillancecamera’s zweefde boven het centrum; op verschillende locaties waren op afstand bestuurbare camera’s geïnstalleerd; de meeste internationale organisaties stuurden hun  ‘niet-essentiële’ personeel het land uit; de Nederlandse ambassade stelde een evacuatieplan op voor de achterblijvers. Er was een toestroom van televisieploegen, schrijvende pers, fotografen en observators van de Verenigde Naties.

Ik hield een kleine opiniepeiling onder mensen in mijn nabijheid. ‘Dr. Abdullah heeft beloofd dat hij alle betonnen barrières in Kabul verwijdert als hij president wordt,’ zei mijn chauffeur Tamim. We slalomden en zigzagden om de betonnen obstakels heen die in het laatste jaar in het centrum van de stad waren opgeworpen om ministeries, ambassades en kantoren van internationale organisaties te beschermen tegen zelfmoordaanslagen. ‘Ik ga niet stemmen. Karzai heeft vier jaar liggen slapen, nu ineens zien we overal veranderingen in de stad. Kijk bijvoorbeeld naar dat nieuwe ziekenhuis. De bedelaars zijn van straat gehaald. Allemaal voor de verkiezingen. Alle kandidaten zijn hetzelfde. Ze doen beloftes, maar wat hebben ze de afgelopen jaren gedaan?’

‘Ja,’ beaamde ik. ‘Wat heeft onze president gedaan? Wat heeft hij gedaan voor onze stad?’ Ik mocht dan geen stemrecht hebben, het voelde alsof Kabul mijn stad en Karzai mijn president was.

‘Karzai gaat winnen,’ zei Aimal, een winkelier. ‘Maar ik steun hem niet. Iedereen heeft bloed aan zijn handen.’ Hij voegde er aan toe: ‘ Iedereen weet dat Karzai gaat winnen. Waarom dan nog stemmen?’ Een andere winkelier was dezelfde mening toegedaan: ook hij ging niet stemmen. Hij had zelfs geen registratiekaart aangevraagd: ‘Alle kandidaten zijn even slecht.’

Bij de bank zei Kamal dat hij voor Ashraf Ghani stemde, omdat deze als enige een oplossing had voor de armoedebestrijding. Kamal studeerde aan de Amerikaanse Universiteit, waar hevig werd gelobbyd voor de academicus en voormalig Wereldbankmedewerker Ashraf Ghani. Zijn college Samim ging niet stemmen, omdat het volgens hem toch niet uitmaakte wie er won.

Een van mijn Pashtun-medewerkers, Yousuf, had met zijn schoonvader en echtgenote besproken op wie te stemmen. Zij waren van mening dat Karzai het beste de belangen van hun stam zou vertegenwoordigen. Hijzelf dacht dat Ashraf Ghani het beter zou doen als president, maar omdat deze weinig kans maakt om gekozen te worden, besloot hij niet te gaan stemmen.

Mijn geïmproviseerde opiniepeiling wees niet uit dat de opkomst hoog zou zijn. Mijn assistent Ajmal was de belichaming van het democratische gedachtengoed dat de westerse wereld hier zo graag wortel zag schieten: hij ging zeker stemmen. ‘Ik stem voor Dr. Abdullah. Karzai was president en hij heeft niets gedaan. Laten we Dr. Abdullah de kans geven. Als hij er een potje van maakt dan stem ik over vier jaar op een ander.’ Asamuddin, een van de bewakers, had nog een andere oplossing: hij ging op een vrouw stemmen. ‘Mannen hebben er niets van gebakken.’ Er waren helaas geen vrouwelijke kandidaten om serieus te nemen.

Zakenman Abdullah dacht dat Ashraf Ghani het beste voor het land zou zijn, maar betwijfelde of diens intelligente boodschap begrepen werd door gewone Afghanen. Zijn zoon Mustafa, die voor het Ministerie van Financiën werkte, had een pragmatische kijk op wie er zou moeten winnen: ‘Karzai heeft zijn buikje rond gegeten. Iedereen in zijn familie en kennissenkring zit vol. Krijgen we een nieuwe president, dan begint het van voren af aan. Iedereen steelt zich rijk. Voor ons blijft er niets over. Dus laat Karzai maar zitten.’

Terwijl de westerse media zich druk maakte over een nieuwe wet die sjiitische vrouwen verplichtte het bed te delen met hun echtgenoot, marchandeerde Karzai met belangrijke posten in het kabinet. Hij wilde voorkomen dat vooraanstaande politici zich kandidaat zouden stellen voor de presidentsverkiezingen. De oud-Minister van Buitenlandse Zaken, Dr. Abdullah, en oud-Minister van Financiën, Dr. Ashraf Ghani, die werden gezien als zijn voornaamste opponenten, bedankten beiden voor de eer. Zij deden een gooi naar het presidentschap. De oppositie was het dus uiteindelijk toch niet eens geworden over één sterke tegenkandidaat.

Marshal Fahim, die eerder in ongenade was gevallen, verscheen weer op het toneel; hij werd benoemd tot Karzai’s vicepresident om de Tajikse stemmen binnen te halen. Karzai koos voor een ander politiek zwaargewicht, de Hazara Karim Khalil, om zich van de steun van deze etnische minderheid te verzekeren. Beiden waren niet vrij van controverse, ze werden beschuldigd van oorlogsmisdaden. Dat gold ook voor de Oezbeek Dostum die op het laatste moment ook Karzais kant koos. Een andere belangrijke krijgsheer uit de westelijke provincie Herat, Ismael Khan, sloot zich erbij aan. De kleptocraten waren van plan om aan de macht te blijven. Zo verzekerden de mujahedeen en krijgsheren zich van belangrijke en lucratieve posities in de nieuwe regering. Ik verwachtte dat de zittende Afghaanse president al in de eerste ronde als overwinnaar uit de bus zou komen. Hij benoemde de gemeente- en politieambtenaren die op provinciaal niveau over de verkiezingen presideerden. Ook de lijsten met kiezers waren door Karzai goedgekeurd. Voor hem zou het niet al te moeilijk zijn om de uitslagen eventueel naar zijn hand te zetten.

Aan de vooravond van de verkiezingen ging ik ‘s avonds bij vrienden op bezoek. Op iedere straathoek stond een politiepatrouille die auto’s in een fuik opving en controleerde op wapens. Bij een controle werd mijn chauffeur hardhandig uit de auto getrokken omdat zijn papieren niet in orde waren. Gelukkig was er een andere chauffeur in de buurt die me kwam ophalen. Midden in de nacht, toen ik terug naar huis werd gereden, was het doodstil op straat. Op ieder checkpoint liet de politie ons doorrijden.

Op de dag zelf zat ik de hele dag thuis. Ik wilde naar het stemlokaal dat in de moskee om de hoek was gevestigd om foto’s te maken, maar kreeg daarvoor geen toestemming. Het hoofd van het stemlokaal gaf als reden op dat de buurt massaal voor Dr. Abdullah stemde. Karzai zag liever niet dat de buitenlandse pers het idee kreeg dat zijn voornaamste tegenkandidaat een kans maakte. De regering vaardigde een verbod uit op het verslaan van gewelddadigheden op verkiezingsdag. Zeker weten deed ik het daarom niet, maar de dag leek in Kabul rustig voorbij te gaan.

Ik zat ernaast. Met meer dan zeventig incidenten door het hele land was het een van de meest gewelddadige dagen in Afghanistan sinds de bevrijding. De verkiezingen die door de EU daags erna als eerlijk waren verklaard bleken ontsierd door fraude. De speciaal voor de verkiezingen overgekomen internationale media berichtten er nauwelijks over omdat zij niet meer in het land waren toen het werkelijke drama zich ontvouwde. Honderden stemlokalen waren vanwege onveiligheid niet open gegaan. De opkomst werd geschat op 30%, veel lager dan aanvankelijk gedacht. Op grote schaal was er geknoeid met stembiljetten. Op het internet circuleerden filmpjes gemaakt met mobiele telefoons van mannen die stapels stembiljetten invulden en in stembussen propten. De Electorial Complaints Comittee verklaarde uiteindelijke 1,26 miljoen stemmen ongeldig, waarvan ruim een miljoen voor Karzai.

Daarmee behaalde de zittende president net geen 50% van de stemmen, wat een tweede ronde noodzakelijk maakte. Die zou gaan tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen kregen in de eerste ronde: Karzai en Dr. Abdullah. Ashraf Ghani was blijven steken op een schamele 3%. Karzai voelde weinig voor een tweede ronde. Senator John Kerry kwam over uit de Verenigde Staten om met hem te spreken. De democraat die ooit zelf te maken kreeg met betwiste verkiezingen in eigen land slaagde erin het vertrouwen van Karzai te winnen door korte metten te maken met de invloed van Zalmay Khalilzad in de Afghaanse politiek, zo vertelde iemand die aanwezig was tijdens deze bijeenkomst me. Deze was lange tijd een vertrouwensman van de Afghaanse president geweest en had achter de schermen grote invloed gehad. Karzai was hem gaan wantrouwen toen hij na de wisseling van de wacht in de VS door de nieuwe President Obama op afstand werd gehouden, terwijl hij met Bush een goede verstandhouding had genoten. Khalilzad had zich in Kabul overmoedig gepresenteerd als gezant van Washington en omgekeerd, zonder door een van beide partijen daartoe te zijn gemachtigd. Kerry vroeg de man publiekelijk zijn aanwezigheid bij de gesprekken te legitimeren, tot grote opluchting van de Afghaanse president.

Pogingen van de VS om Karzai over te halen tot een machtsdeling met Abdullah door het vormen van een eenheidsregering mislukten, de partijen waren niet tot samenwerken bereid. De VS zouden nog hebben geprobeerd om een CEO, vergelijkbaar met een eerste minister, te installeren, om de groeiende macht van de Afghaanse president in te perken. Voor die functie hadden ze Ghani of Khalilzad op het oog gehad. Ook die opzet slaagde niet. Kerry kreeg het wel voor elkaar dat Karzai akkoord ging met een tweede stemronde. Dr. Abdullah besloot vervolgens om zijn kandidatuur terug te trekken; hij geloofde niet dat het er eerlijk aan toe zou gaan.

In september werd Karzai geïnaugureerd voor een tweede ambtsperiode van vijf jaar. Achteraf nam hij het de VS zeer kwalijk dat ze hem hadden overgehaald in te stemmen met een tweede ronde, want dat zou zijn positie hebben ondermijnd. Hij hekelde de buitenlandse invloed in de klachtencommissie, waar de drie VN-vertegenwoordigers in de meerderheid waren geweest.

Voor mij waren deze verkiezingen een keerpunt: juist dat wat het pronkstuk van de hele westerse civiele missie was geweest, het speerpunt van de interventie, het brengen van democratie, was een farce.